De mahonia behoort tot de berberisfamilie (Berberidaceae) en is een struik die tot 150 cm hoog kan worden, met stevige, geel-bruine takken en grote geveerde, groenblijvende loofbladeren. De gele bloemen staan in dichte pluimen van 5 tot 10 cm lang.
Mahonia komt uit Noord-Amerika, waar hij van oudsher werd gebruikt voor het zuiveren van het bloed, als versterkend middel en bij darmklachten. De plant was heel populair bij de indianen, die uit de bittere wortel een tinctuur samenstelden die ze gebruikten bij gebrek aan eetlust en algemene zwakte.
De plant werd pas in de 19de eeuw ingevoerd in Europa. De naam is bedoeld als eerbetoon aan de Noord-Amerikaanse botanicus B. MacMahon.
De schors van de takken en de punten van de twijgen worden medicinaal gebruikt.
Farmacologisch belangrijke inhoudsstoffen zijn bisbenzylisochinoline alkaloïden, maar ook protoberberine alkaloïden en aporfine alkaloïden.
Deze winterbloeiers verschaffen de tuin in de rustige winterperiode een mooie gele tint.
De blauwzwarte bessen zijn eetbaar, rijk aan vitamine C, maar met een zeer sterke smaak. De bessen worden ook tot marmelade en vruchtensap verwerkt.
In de volksgeneeskunde wordt mahonia inwendig gebruikt bij huidaandoeningen, bronchitis, gastritis en spijsverteringsklachten.
De schors van mahonia remt het ontstaan van ontstekingsstoffen. Het alkaloïde berberine beïnvloedt de celgroei en de celvermeerdering.
In klinisch onderzoek heeft zalf van mahoniaschors goede resultaten geboekt bij psoriasis en acne. Er worden kant-en-klare middelen gebruikt met tinctuur in een oplossing van 10%, gestandaardiseerd op 1% berberine. Deze moet enkele malen per dag aangebracht worden.
Beperkingen in het gebruik: Er is geen informatie over het gebruik van mahonia door vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven.
Bijwerkingen: In het begin kan de behandeling leiden tot een lichte roodverkleuring en verbranding van de huid, maar na korte tijd wordt dat vanzelf minder. Er worden zelden allergische reacties waargenomen.